Als u “gaatjes” heeft, is er sprake van tandbederf (cariës). Tandbederf wordt sterk beïnvloed door uw manier van leven: wat u eet, hoe goed u uw gebit verzorgt en of er fluoride aanwezig is in onze voeding en tandpasta. Erfelijkheid heeft ook invloed op de vatbaarheid van uw tanden voor tandbederf.
Alleen uw tandarts kan zeker weten of u gaatjes hebt. Dit komt doordat gaatjes onder het oppervlak van de tand en vaak tussen de tanden en kiezen gevormd worden, waar u ze niet kunt zien. Ongeacht waar de gaatjes zich voordoen, kunt u ze het beste tijdens de controle in een vroeg stadium laten opsporen en laten behandelen.
Eerst moet het aangetaste deel van de tand of kies worden weggeslepen (geboord).Er ontstaat dan een holte die moet worden opgevuld. Om de vulling aan de tand of kies te laten plakken, moet het tandoppervlak droog zijn. Om het composiet goed te laten hechten wordt de tand of kies eerst met een zuur voorbehandeld. Daarna wordt een hechtlaag aangebracht, die met speciaal licht wordt uitgehard. Vervolgens wordt het composiet met de passende kleur aangebracht en ook door belichting uitgehard. Tot slot wordt het oppervlak van de vulling netjes afgewerkt. Op die manier wordt de vulling mooi glad en wordt een mooie aansluiting met de rest van de tand of kies verkregen.
Composiet krimpt bij het uitharden. Hierdoor ontstaat krimpspanning in de gevulde tand of kies. Soms kan dit bij een nieuwe vulling nog een tijdje gevoeligheid opleveren bij het in aanraking komen met iets kouds of bij hard bijten. Dit trekt langzaam weg.